Christelijke pedagogiek, bestaat dat? Of kan je beter spreken van een christelijke visie op pedagogiek? Hoe dan ook, als leraar is het belangrijk om na te denken hoe je als christen vorm geeft aan je pedagogisch handelen. Hoe kijk ik als christen tegen een kind aan? Hoe benader ik een leerling? Welke richting heb ik met de leerlingen voor ogen als ik zo met hen optrek door het jaar heen?
Wat hier volgt is samengevat in de volgende afbeelding:
Onderwijs en opvoeding kenmerken zich ten diepste door vorming. Of je nou christen, humanist, liberaal, moslim of wat dan ook bent: in contact met een kind of leerling vindt (wederzijds) vorming plaats. Alleen… wélke vorming en vooral: waartoe vindt vorming plaats? En dan komt jouw persoonlijke levensbeschouwing in het spel. Pedagogiek kenmerkt zich namelijk door dit soort normatieve vragenLees meer hierover in Tirza van Laar-Jochemsen (2006). De aard van opvoeding. In Geloofwaardig opvoeden (pp.21-31). Barneveld: Vuurbaak (uitgave van ICS & Sensor).: het waartoe en het hoe van vorming. Bewust én onbewust spelen deze vragen in al jouw pedagogisch handelen een rol. Dan kan je er maar bewust mee bezig zijn, zodat je als christen-leraar bewust een richting kan aanreiken en inhoudsvol onderwijs kan verzorgen!
Welke richting kies je als christen-leraar? Dan gaat het hier even niet om het behalen van de lesstof (ook belangrijk), maar we stijgen er iets boven uit. Het waartoe van jouw pedagogisch handelen heeft namelijk te maken met jouw mensvisie. Hoe kan je immers samen met de leerling in een vormingsproces zitten, dagelijks bezig zijn met ‘waartoe zouden onze leerlingen gevormd moeten worden’ zonder enigszins een idee te hebben van hoe God de mens bedoeld heeft? Daarom hier enkele Bijbels noties betreffende de mens op een rij.
Dit is onze eerste en diepste identiteit. We zijn geliefd in Christus bij God. De leerling en ook de leraar. Dat heeft alles te maken met genade. Dit is de basis van hoe wij tegen onze medemens aankijken en met hen omgaan. Ook in de klas.
God heeft de mens geschapen als een religieus wezen. Dat betekent dat geen enkel mens meer waard is dan de ander. We zijn allemaal subject: uniek, van grote waarde, met ontwikkelingsperspectief. Een leerling kan dus nooit het object worden van een vormingsdoel van de leraar of van onderwijs. Leraar en leerling, beide als schepsels van God, staan in een subject-subject relatie en zij beïnvloeden daarin elkaars vorming. Dit weerspreekt niet het gezag en de professie van de leraar. Deze blijven daarmee overeind staan en zijn juist nodig om als gids de leerling richting te wijzen.
We zijn als sociale wezen geschapen. Dat betekent dat we als leraar de leerling kennen. Wíllen kennen. Dat betekent ook dat vorming en/of leren plaats vindt in een sociale context: we leren in relatie met en van elkaar. We kunnen niet puur onszelf vormen, we zijn daarin aangewezen op anderen.
God heeft ons geschapen als antwoordende wezens. Geschapen naar Zijn beeld, en daarmee vraagt Hij van ons hoe dan ook een reactie. Ook zwijgen is een reactie. Krijgt een leerling op school de kans om te ontdekken wat zijn antwoord is? Om te ontdekken wat zijn/haar talenten zijn om God en de medemens daar (later) mee te dienen?
Omdat pedagogiek zich inherent bezig houdt met normatieve vragen, is al het pedagogisch handelen als leraar ook normatief gericht. Het geloven en doorleven dat elke leerling in je klas geliefd, geschapen, gekend en geroepen is, net als jijzelf, kan helpen bij die richting. Je handelen is dus bewust en intentioneel. Tegelijkertijd, het lijkt paradoxaal, moeten in het vormingsproces Op zoek naar voorbeelden? Op de website van I&K (zie https://www.ienknetwerk.nl/V2X/vorming/) vind je opdrachten waarin leerlingen uitgedaagd worden om een eigen visie te formuleren en zich te verhouden tot het gedachtengoed van enkele christelijke denkers.ruimte laten voor de mogelijkeVergelijk ook Biesta in Tijd voor Pedagogiek, 2018, p.13. (andere) gevolgen van ons handelen bij de leerling. Zoals gezegd is elke leerling een individu, een uniek subject en geen object van ons handelen. Wij wijzen richting, hebben iets voor ogen in de vorming van het kind en tegelijkertijd weten we niet wat het uiteindelijk met en in het kind gaat doen. Elke leerling is uiteindelijk zelf een verantwoordelijk schepsel. Dat betekent ook dat een leerling op een christelijke school uiteindelijk ook een weg kan kiezen die niet strookt met wat het aangereikt heeft gekregen.
“Wat zijn de belangrijkste aspecten van een goede leerkracht? Hart voor leerlingen en hart voor de leerstof. Wie beide heeft, kan al het andere aanleren”, aldus (christen) pedagoog Wim ter Horst. Wim Ter Horst, Onderwijzen is opvoeden, 2002, p.12Kort maar krachtig. Daar start het mee: liefde voor de mens en voor het vak. De leerling is er niet voor jou, maar jij bent er voor de leerling. Max van ManenMax van Manen, weten wat te doen wanneer je niet weet wat te doen, Pedagogisch sensitiviteit in de omgang met kinderen, 2014, p.37. spreekt over een leraar als een ‘kijker naar kinderen’. Dat houdt in dat je waakt over en oog houdt voor het gehele zijn van het zich ontwikkelende kind. Ook volgens hem is dat kijken uiteraard gekleurd. Sterker nog, de filosofische kijk op wat het betekent mens (en kind) te zijn is ook nodig, als je kinderen goed wilt waarnemen. Zie daar weer het belang van een (christelijke) mensvisie. Doen wij moeite de leerling echt te zien, te kennen, te begrijpen?
In het dagelijks leven in de klas en op het schoolplein is het onderling niet altijd genade en geliefd zijn, om het zo maar eens te zeggen. Er is dagelijks sprake van zonde en van gebrokenheid. Denk bijvoorbeeld aan jaloezie, pesten, roddelen, wantrouwen, meidenvenijn, pijn, teleurstelling en falen. Een christelijke leraar is zich daarvan bewust. Hij/zij moffelt de zonde niet weg, maar benoemt waar iets fout ging, bespreekt de (mogelijke) schuldvraag, wijst op de gevolgen én wijst op de genade. Maar niet voordat er erkenning is van ons tekort, onze gebrokenheid. Het missen van ons doel in de relatie met God en elkaar (zonde) benoemen wij en belijden wij. Gebrokenheid, als gevolg van de zonde, is een realiteit die we moeten erkennen en een plek leren geven. Ook in het dagelijkse schoolleven. Inderdaad, het is niet perfect. Dat wórdt het wel!
En daarmee komen we bij het laatste kenmerkende punt van christelijke pedagogiek: het wijst een richting. Uiteindelijk wijzen we met elkaar als christelijke school naar Gods richting. Wolterstorff Wolterstorff (2002). Educating for life, p.61.benoemt deze richting als Shalom: Lees meer hierover in het artikel Brede vorming: Cito of Shalom?christelijke vorming is gericht op het vruchtdragen in Gods Koninkrijk. De christelijke school zou leerlingen moeten helpen zijn/haar eigen roeping te herkennen en hem/haar helpen voorbereiden op het antwoorden daarvan. Het doel waar God naar toe werkt is het Koninkrijk. De inhoud is Shalom: in liefde en vrede leven met God, jezelf, de naaste en de wereld. Ter Horst spreekt in dit verband over ‘richtingsbesef’: een soort innerlijk kompas dat de notie geeft welke kant we in het leven uit kunnen bij grensovergangen en op kruispunten. Ook hij wijst erop dat we uiteindelijk op weg zijn naar Het Koninkrijk van God.