Curriculum: geen verplicht nummer, maar ruimte om te creëren

Leestijd: 6 minuten
Geschreven door: Wolter Huttinga

‘Is dit nou later, als ik groot ben? Een diploma vol met leugens, waarop staat dat je de waarheid kent?’ Dankzij de dagopening van Tirza van Laar zongen deze bekende woorden van Stef Bos waarschuwend door ons hoofd terwijl we 3 februari 2023 nadachten over de samenstelling van het curriculum op christelijke scholen. Hoe zorg je ervoor dat leren zinvol en betekenisvol is voor leerlingen en niet leidt tot een leeg ‘diploma vol met leugens’?

In de ochtend werden we toegesproken door drie experts, waarna we in de middag hun inzichten toepasten op de praktijk van de scholen.

Creating, not implementing

Roel Kuiper, hoogleraar christelijke identiteit aan de TU Kampen | Utrecht, is de afgelopen jaren voorzitter geweest van een wetenschappelijke commissie die de Tweede Kamer adviseert over de kerndoelen voor een nieuw curriculum en kan ons dus helemaal bijpraten.

De doelen en domeinen van het huidige curriculum zijn zestien jaar oud en daarmee is het hoog tijd om ze te herdefiniëren. Een eerste poging onder de vlag Onderwijs2032 was nogal technocratisch van aard en stuitte op veel weerstand van leraren. Toen kwam ‘the teacher in the lead’, wat leidde tot de bevindingen van curriculum.nu, die bouwstenen leverde voor negen leergebieden. Op basis van deze exercitie én de inzichten van de genoemde wetenschappelijke commissie werkt SLO nu aan de herziening van het onderwijscurriculum.

‘Misschien lijkt het saai en droog om na te denken over het curriculum’, zegt Roel Kuiper. Anderzijds: ‘zonder een plan doe je maar wat’. Het gaat om de fundamentele vraag naar de betekenisverlening van ons onderwijs. Dat gebeurt door de maatschappij en door de school zelf. De samenstelling van je curriculum draait om de grote vraag naar de ‘rationale’ ofwel het ‘waartoe’ van onderwijs. In onderstaand plaatje is dat de kern van het ‘curriculair spinnenweb’. De antwoorden die je op de vragen aan de buitenzijde geeft, komen voort uit de vraag in het midden.

Een grote denkfout die vaak gemaakt wordt in het onderwijs, is dat het curriculum een soort grote berg van dingen is ‘die wij verplicht moeten doen’. Landelijk vastgestelde curriculumdoelen geven slechts algemene eindtermen. Hoe je daar wilt komen is aan de school. De verleiding is groot om heel erg te leunen op bestaande methoden, terwijl het maken van een curriculum schoolwerk is. Niet de methodemakers, maar de leraren zouden curriculumbouwers moeten zijn. Daar mogen ze zich veel meer van bewust zijn.

Dat is nou de zegen van de vrijheid van onderwijs. Wij hoeven geen staatsonderwijs te implementeren, maar kunnen creatief, vanuit eigen overtuiging aan de slag met algemeen geformuleerde doelen. Onderwijs is creating, not implementing. Maak er dus gebruik van!

Samen lesmateriaal schrijven

Jan Jaap Wietsma, voorzitter van de NVON en werkzaam voor o.a. de Universiteit Twente en het Greijdanus, sluit aan bij Kuipers analyse dat bij scholen sterk het gevoel leeft dat het curriculum ‘centraal geregeld wordt’ terwijl alle ruimte werkelijk bij de scholen zelf ligt. Op het Greijdanus wordt volgens Wietsma de identiteit van de school vaak belegd bij de zogeheten vormende activiteiten, maar de identiteit heeft alles te maken met welke vakken je hoe geeft, kortom, je identiteit zit in het curriculum zelf.

Wietsma pleit ervoor dat docenten veel meer samen met elkaar lesmateriaal gaan schrijven om zo meer eigenaar van hun vak en docentschap te worden. Vooral pleit hij overigens voor meer aandacht en ruimte voor wetenschap en techniek. Dat ‘lezen, schrijven en rekenen’ veel aandacht krijgt is logisch, maar er is grote behoefte aan mensen met feeling voor het veld van natuur en techniek. Zijn er eigenlijk docenten in het primair onderwijs die daar passie voor overdragen? Hoe bestaat het dat bijvoorbeeld vmbo-leerlingen nog altijd een diploma kunnen halen zonder enige natuurwetenschappelijke basiskennis mee te krijgen? Een school is meer dan toewerken naar een diploma, het gaat erom dat je dingen leert waar je wat aan hebt in je leven.

Na Wietsma’s lezing ontstaat al een aardig gesprek. Er ligt allerlei druk op het onderwijs waardoor de curriculumbekwaamheid van docenten erbij inschiet. De hang naar toetsing en controle drukt creatieve ontwikkel-energie weg. Een ander zegt dat de nadruk tegenwoordig meer ligt op het pedagogisch handelen in de klas dan curriculumbekwaamheid. Ook is er simpelweg druk om te leveren, al bij pabo-studenten: hup voor de klas, scholen zijn blij als er überhaupt iemand kan invallen.

Keuzes die samenhang bevorderen

Een goed curriculum gaat volgens Sandra van Groningen over ‘het maken van keuzes die de samenhang bevorderen’. Je moet dan dus even een stap terug doen als school en jezelf afvragen waarom je de dingen doet die je doet. Scholen met een goede onderwijskwaliteit zijn scholen met een herkenbare samenhang van schoolcultuur en activiteiten. Betekenisgeving is de kern van curriculumvorming.

Samen met Berber Vreugdenhil van E-OI ontwikkelde Van Groningen een kader van narratief waarderenMeer over deze benadering: zie https://verus.nl/publicaties/narratief-waarderen en https://www.e-oi.nl/narratieve-visitatie, waarin scholen leren op deze manier zichzelf te evalueren. Daarin onderzoeken zij wat er gebeurt op een school en of dat samenhangt met wat er beoogd is.

De kwaliteit van het onderwijs wordt daarbij op vier niveaus bekeken:

  1. Narratieve kwaliteit: plot rondom bedoelingen
  2. Ethische kwaliteit: ethische gerichtheid (het Goede)
  3. Discursieve kwaliteit: gedeeldheid, gedragenheid
  4. Performatieve kwaliteit: geleefd, zichtbaar in praktijken

Het helpt scholen om bewuster keuzes te maken. Om meer achter je identiteit te gaan staan in de dingen die je daadwerkelijk doet. Op een school gaf men bijvoorbeeld duidelijk te kennen: ‘Wij kiezen hier níet voor gepersonaliseerd leren, hoe vaak het daar ook over gaat. Wij kiezen voor samenwerkend leren. Dat vinden wij belangrijk.’ Dat is een heldere keuze, zegt Van Groningen, die getuigt van een goede kwaliteitscultuur. Er is over nagedacht en bewust gekozen.

Gesprek

Enkele punten sprongen er wel uit in de ochtend. Bijvoorbeeld: curriculum is geen ‘doem’, geen berg verplichtingen waar je aan de hand van voorgekauwde methodes maar aan moet geloven. Er ligt een uitdaging voor christelijk onderwijs om vanuit eigen waarden het curriculum vorm te geven. Er is volop ruimte! Maar zijn we nog in staat die ruimte te zien of te pakken?

In kleinere groepen dachten de deelnemers na over de relatie van de verhalen die ze in de ochtend hoorden tot hun eigen schoolpraktijk. Het betoog dat curriculumvorming creatieve ruimte voor de school betekent was voor velen een eye-opener, die zorgde voor energie en verlangen om hiermee aan de slag te gaan. Maar ook de complexiteit van het thema werd gevoeld. Hoe maak je van je school nu een goede school? Waar begin je? Hoe pak je dit aan? Niet alle docenten zijn automatisch goede curriculumbouwers. De verschillende kwaliteitsniveaus die Van Groningen onderscheidde werden herkend als een belangrijke manier om iets van ‘goed onderwijs’ werkelijk zichtbaar te maken.

Al met al was de conclusie dat het belang van actief werken aan het curriculum, en het belang daarvan voor de brede onderwijskwaliteit, nu door velen voor het eerst echt werd ingezien. We staan nog maar aan het begin van een weg.

Artikel delen

Meer artikelen

Als het spannend wordt...

Hoe om te gaan met pesten, gender issues, diversiteit, rouw? Laat je inspireren door Hans Bakker en Ronald de Graaf.

Leraren kunnen bloeien

Wat heb je nodig om een goede christelijke leraar te zijn en blijven? Hoe kom jíj tot bloei? Laat je inspireren door Bert Roebben & Bram de Muynck.