Christelijk onderwijs zegt vaak er te zijn ‘ten dienste van de samenleving’. We claimen een sociale inborst te hebben. Dus met burgerschapsvorming zit het dan vast wel snor, nietwaar?
Kijk dan nog maar eens heel goed wat je feitelijk doet als school, benadrukte Anne Bert Dijkstra. Prof. dr. Anne Bert Dijkstra is bijzonder hoogleraar Toezicht & Socialisatie, scholen en onderwijsbestel aan de Universiteit van Amsterdam.Op 24 mei 2019 praatte hij een groep leraren en schoolleiders bij over het thema burgerschap. Maken we iets waar van onze mooie woorden? Of zijn we vooral ‘goede-bedoelingen-scholen’?
Volgens een ingeburgerde drieslag bestaat het doel van onderwijs uit kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Je wordt dus geacht er wat te leren, je wordt geacht er een goed Nederlands burger te leren zijn en je wordt geacht er als persoon gevormd te worden. Als dat alle drie gebeurt, dan doet een school wat een school hoort te doen.
Nu is een veelgehoorde kritiek op de onderwijsinspectie dat die te eenzijdig heeft gefocust op kwalificatie. Of wie weet is het een bredere, ook politiek gedragen eenzijdigheid geweest. Intussen is er niemand die graag zou zien dat scholen pure leerfabrieken zijn. Als samenleving maken we ons zorgen om toenemend individualisme en groeiende polarisatie.
Leren we ook nog om toegewijd burger van de maatschappij te zijn? Dat we deel zijn van een ‘wij’ en dat we ons daarvoor inzetten?
Dijkstra benadrukte dat scholen verregaande autonomie hebben om burgerschapsvorming hoog op de agenda te zetten. Er is niemand die je dwingt om van je school een puur op de arbeidsmarkt voorbereidende leermachine te maken. Burgerschapsvorming is een wettelijke opdracht van de school: geef hem dan ook vorm!
Berber Vreugdenhil, onderzoeker bij het Expertisecentrum Onderwijs en Identiteit, gaf hier woensdag 23 juni 2021 diverse handreikingen voor. Bekijk hieronder de key note die zij gaf als inleiding op de Talkshow Burgerschap in Beweging, die werd georganiseerd door alle profielorganisaties, de VO-raad, PO-raad en Stichting School en Veiligheid.
Verder met Dijkstra. De wettelijke opdracht - die per augustus 2021 dus zelfs wordt aangescherpt - geeft volgens hem alle reden om actiever en preciezer te kijken hoe scholen invulling geven aan burgerschapsonderwijs.
De overheid heeft vrij precies vastgelegd wat de redenen voor en de doelen van burgerschapsvorming zijn (zie onderstaand uitklapvenster). Een school dient te bevorderen dat leerlingen actief burger van onze pluriforme samenleving leren zijn. Dat ze kennismaken met verschillende achtergronden en culturen.
Negatief uitgedrukt: je mag als school je leerlingen niet leren met de rug naar de samenleving te staan.
Scholen hebben een wettelijke opdracht tot bevordering van actief burgerschap en de sociale integratie van leerlingen. Zoals verwoord in de WPO art. 8.3, WVO art.17 en WEC art.11.4: "Het onderwijs:
(a) gaat er mede vanuit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,
(b) is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie,
(c) is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten."
In de Memorie van Toelichting worden de begrippen actief burgerschap en sociale integratie nader toegelicht:
Daarin borgt de overheid een aantal basiswaarden (zie uitklapvenster hieronder), waaronder de vrijheid van meningsuiting, het feit dat mensen van gelijke waarde zijn en dat je begrip hebt voor andermans levensvisie.
Daar horen een aantal sociale en maatschappelijke competenties bij. Je moet bijvoorbeeld leren hoe je met anderen omgaat en je moet leren hoe onze democratie in elkaar steekt.
Scholen hebben alle ruimte - artikel 23! - om de eigen identiteit in het onderwijs zichtbaar te maken. Dat geldt ook gevoelige onderwerpen, waarover in de samenleving verschillend wordt gedacht. Stel dat een school met een beroep op de eigen identiteit bijvoorbeeld een homoseksuele levenswijze afwijst. Dan vraagt dat tevens dat deze school daarbij oog heeft voor het actief bevorderen van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en non-discriminatie. Juist waar waarden schuren, en scholen daarbij een specifieke opstelling kiezen, is het van belang ervoor te zorgen dat alle waarden (dus ook genoemde) worden bevorderd.
Basiswaarden zijn “algemene, breed erkende essentiële waarden, waarop onze democratische manier van samenleven is gebaseerd, afgeleid van de Nederlandse Grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens” (Staatscourant 5 juli 2006, nr. 128)
Het betreft de volgende basiswaarden:
En nu komt het: Nederlandse scholen belijden met de mond dat ze burgerschapsvorming heel belangrijk vinden, maar blijken er feitelijk erg slecht in te scoren. Of, zoals de onderwijsinspectie dat dan noemt, ‘er is ruimte voor verbetering’.
De knelpunten rond burgerschapsvorming die Dijkstra noemde zijn glashelder: weinig planmatig, geen concrete leerdoelen, geen inzicht in resultaten en aanbod leraar-afhankelijk.
Kortom, het thema burgerschap heeft een zeer groot toevalligheids- en hobby-karakter. We doen maar wat. Kom daar eens om bij het reken- of taalonderwijs! Dijkstra zei dan ook dat er geen enkele reden is om de burgerschapstaak anders op te vatten, uit te voeren en te controleren dan de andere leertaken van de school.
Recent onderzoek toont aan dat het op Nederlandse scholen slecht gesteld is met de kennis van onze democratische rechtsstaat en de bereidheid daar positief aan deel te nemen.
Voel je je betrokken bij verkiezingen, onze geschiedenis, het politieke nieuws? Vind je dat andere etnische groepen dezelfde rechten hebben als de jouwe? Nederlandse leerlingen zeggen er zorgwekkend vaak ‘nee’ op in vergelijking met leerlingen in andere landen. Op deze manier brokkelt het cement van de democratische rechtsstaat langzamerhand af.
En, voor alle duidelijkheid: christelijke scholen scoren net zo slecht als anderen.
Oké, het is duidelijk dat het niet goed gaat met burgerschapsvorming en dat we het te vrijblijvend aanpakken. Maar hoe moet het dan wel?
Dijkstra gaf de volgende aanknopingspunten Zie ook het boek ‘Onderwijs in burgerschap: wat scholen kunnen doen. Lessen uit wetenschap en praktijk’ (Nieuwelink et al., 2016, Kohnstamm-Instituut).voor effectief burgerschapsonderwijs mee:
En volgens Dijkstra ligt hier juist een kans voor christelijke scholen met een ‘sterke identiteit’: vorming is immers hun core-business. Ze staan in een lange traditie van waarden-georiënteerd onderwijs. Laten ze er dan serieus werk van maken, voorbij de vrijblijvendheid. Laat ze inzicht geven in wat er werkelijk van de mooie verhalen gerealiseerd wordt. Laat burgerschap een doorgaande leerlijn in de school zijn, formuleer concrete leerdoelen en controleer of de doelen ook gehaald worden. Dijkstra waarschuwde: ‘Ga nu niet druk in de weer met nieuwe omschrijvingen van missies en visies terwijl er intussen concreet niets gebeurt.’
Bekijk hier hoe Guido Arnhem met de Maatschappelijke Diensttijd invulling geeft aan (onder andere) burgerschapsvorming.
Docent Erik-Jan Hakvoort van GSG Guido Arnhem merkte dat hij in zijn lessen te weinig toe kwam aan de vragen die hij daadwerkelijk belangrijk vindt voor leerlingen. Ook signaleerde hij dat leerlingen meer en meer buiten zijn klaslokaal leerden dan daarbinnen. Toch is het moeilijk om 'buiten' naar 'binnen' te krijgen en andersom.
De aankondiging van het Kabinet-Rutte III van de komst van een maatschappelijke diensttijd bracht Guido Arnhem op ideeën. Hierbij aansluiten bood mogelijkheden om de uitdagingen waar docenten tegen aanlopen aan te gaan en tegelijk aandacht te besteden aan burgerschapsvorming, loopbaanoriëntatie en verschillende SLO-doelen. Ook zag de school hier mogelijkheden in om de christelijke identiteit inhoud te geven en bijvoorbeeld leerlingen te laten ervaren dat geluk is te vinden in het dienen van anderen. En er kon verbinding worden gelegd met de vanaf 2021 verplichte praktische component in het vmbo.
Guido diende, als enige school, een projectplan in en dat werd gehonoreerd. Het is nu één van de 70 proeftuinen. Leerlingen kunnen vrijwillig deelnemen en dan wekelijks op dinsdagmiddagen (onder schooltijd) aan de slag gaan op een plek buiten de school. Projecten worden zelf uitgekozen met behulp van een MDT-pionier, die de leerlingen ook begeleidt.
'Dat school een plek mag zijn waar leerlingen ook leren dat geluk niet gaat over geld of rijkdom, maar dat het uiteindelijk gaat over hoe je van betekenis kunt zijn' (Erik-Jan Hakvoort)
Er zijn natuurlijk ook spanningen denkbaar. Mag een christelijke school ook levensvisies koesteren en overdragen die wellicht tegen de zogeheten ‘gedeelde waarden’ van onze samenleving indruisen? Dwingt de overheid alle scholen niet in een soort liberale mal? Scholen hebben - artikel 23! - alle ruimte de eigen levensvisie in hun onderwijs zichtbaar te maken. Waar dat gebeurt en waar dat mogelijk schuurt met algemene gangbare opvattingen, mag, zo bepleit Dijkstra, juíst van scholen worden gevraagd de basiswaarden van de democratische rechtsstaat te bevorderen. Juist als christelijke minderheid doe je immers een beroep op de ruimte die de overheid jou geeft. Zeker van de scholen die van die ruimte gebruik maken, mag worden gevraagd waarden als gelijkwaardigheid van andersdenkenden en verdraagzaamheid jegens mensen met andere opvattingen en leefwijzen bij leerlingen te bevorderen.