Elk jaar opnieuw staan leerkrachten in het basisonderwijs voor de vraag op welke manier Goede Vrijdag en Pasen vorm moeten krijgen in het onderwijs. Vertel je als leerkracht onderdelen van het Paasverhaal of laat je stukken uit ‘The Passion’ zien? Deel je iets van je eigen overtuiging of organiseer je een Paasontbijt?
Uit onderzoek van de Christelijke Hogeschool Ede blijkt dat het vieren van Goede Vrijdag en Pasen leerkrachten voor uitdagingen stelt. Het is opereren in een bijzonder krachtenveld van situationele factoren (de context waarin je werkt), persoonlijke factoren (je eigen voorkeuren en overtuigingen) en professionele factoren (opvattingen over goed leraarschap).
Veel scholen hebben een praktijk ontwikkeld waarbij een aantal leerkrachten binnen een Paascommissie de grote lijnen uitzet. Maar er is altijd een persoonlijk invullingsaspect. Drie lectoraten van de Christelijke Hogeschool‘Samen divers’, ‘Zingeving in nieuwe geloofsgemeenschappen’ en ‘Informele netwerken en laatmoderniteit’ hebben samen met Anneke van Laar een oriënterend onderzoek verricht naar hoe Pasen wordt vormgegeven door leerkrachten op pc-scholen. Omdat er nog relatief weinig onderzoek gedaan is naar concrete praktijken, staat het vormgeven van vieringen rondom Goede Vrijdag en Pasen in dit onderzoek centraal. De hoofdvraag luidt: In hoeverre en op welk vlak ervaren leerkrachten van verschillende typen christelijke basisscholen professionele identiteitsspanningen bij de vormgeving van vieringen rondom Goede Vrijdag en Pasen op school?
Om dit inzicht te verkrijgen, is een kwalitatief en verkennend onderzoek uitgevoerd onder leerkrachten van verschillende christelijke basisscholen in Nederland. De gesprekken met leerkrachten geven inzicht in de overwegingen en keuzes die leerkrachten maken bij het vormgeven van vieringen rondom Pasen. Analyses laten zien dat uiteenlopende factoren impact hebben op de vormgeving van Goede Vrijdag en Pasen. Leerkrachten geven aan dat ze te maken hebben met verwachtingen, levensbeschouwelijke achtergronden en voorkeuren van zowel collega’s, schoolleiders, ouders, leerlingen als die van zichzelf. Veel paas-praktijken blijken een resultante van de manier waarop persoonlijke factoren zich verhouden tot situationele of professionele factoren.
Deze figuur toont welke verhoudingen door meer of minder leerkrachten als (mede) bepalend zijn ervaren. Hoe dikker de lijn tussen de factoren, hoe meer leerkrachten aangeven dat de concrete paaspraktijk voortvloeit uit o.a. deze specifieke verhouding.
Een tweetal verhoudingen blijken voor bijna alle respondenten een rol te spelen bij het vormgeven van vieringen rondom Pasen op school, te weten:
1. de verhouding tussen persoonlijke factoren en de klas; en
2. de verhouding tussen persoonlijke factoren en het team.
Over beide verhoudingen valt meer te lezen in onderstaande uitklapvensters.
De manier waarop de levensbeschouwelijke overtuiging en/of missie van de leerkracht zich verhoudt tot de levensbeschouwelijke achtergronden van de kinderen in de klas speelt een belangrijke rol in de overwegingen en keuzes die leerkrachten maken. Daarnaast is de verhouding tussen persoonlijke voorkeuren van de leerkracht voor een bepaalde vormgeving en het niveau of de voorkeuren van de kinderen in de klas belangrijk voor deze keuzes. Het krachtenveld blijkt met name een rol te spelen bij keuzes die te maken hebben met wát ze vertellen van het paasverhaal en op welke manier ze dit doen. Zo wordt ervoor gekozen om bepaalde onderdelen van het verhaal weg te laten of juist extra aandacht te geven. Ook wordt het paasverhaal op specifieke wijze ingebracht: al dan niet persoonlijk gekleurd, al dan niet in aansluiting op het wereldbeeld van de kinderen, rekening houdend met taalgebruik, interesse en beleving van de kinderen. Leerkrachten kiezen er eveneens voor om al dan niet met de klas te delen wat Pasen voor hen persoonlijk betekent. Hierbij is niet het type school per se bepalend. Leerkrachten handelen vaak op basis van persoonlijke afwegingen.
Elke leerkracht brengt het Paasverhaal op eigen wijze ter sprake in de klas, zo blijkt uit punt 1. De vormgeving van Pasen op school lijkt hiermee een individualistisch proces. Uit de gesprekken met de deelnemende leerkrachten blijkt echter dat veel individuele overwegingen en keuzes mede beïnvloed worden door de context van het team waarin de leerkracht werkzaam is. De verhouding van de levensbeschouwelijke overtuiging van de leerkracht tot de levensbeschouwelijke achtergronden van collega’s speelt hierin een bepalende rol. Daarnaast zijn de verhouding tussen persoonlijke voorkeuren of opvattingen van de leerkracht voor een bepaalde vormgeving en de voorkeuren van collega’s (mede) bepalend voor de keuzes die leerkrachten maken. Dit krachtenveld blijkt met name bepalend te zijn voor overwegingen en keuzes met betrekking tot de manier waarop ze zich opstellen binnen de Paascommissie en/of omgaan met de aangeleverde opzet. Zo wordt ervoor gekozen om binnen de Paascommissie een passieve, proactieve of compromisgerichte rol aan te nemen en besluiten leerkrachten om de aangeleverde opzet te volgen, aan te passen of aan te vullen. Het krachtenveld tussen leerkracht en team heeft ook impact op de openheid die leerkrachten ervaren om het geloofsgesprek aan te gaan met collega’s en op het al dan niet voornemens zijn om een praktijk van een collega ter discussie te stellen.
Wanneer we de resultaten overzien, valt op dat de inschatting van de levensbeschouwing van de ander (collega of leerling) een grote rol speelt. Uit de interviews blijkt dat leerkrachten en ouders van leerlingen nauwelijks met elkaar spreken over de levensbeschouwelijke achtergrond van de kinderen. Een gesprek hierover tussen de leerkracht en kinderen zelf blijkt ook niet in alle gevallen vanzelfsprekend. Dit werpt de vraag op in hoeverre leerkrachten genoeg zicht hebben op de factoren die zij zo bepalend laten zijn voor de concrete vormgeving van vieringen. Ditzelfde geldt met betrekking tot de levensbeschouwelijke achtergrond van collega’s. Zowel ten aanzien van de wijze van participatie binnen de Paascommissie, als het al dan niet aangaan van een geloofsgesprek met collega’s blijkt dat de wijze waarop de eigen levensbeschouwelijke overtuiging zich verhoudt tot die van collega’s immers een bepalende rol te spelen. Wélke levensbeschouwelijke overtuigingen collega’s precies hebben, lijkt echter vaak niet echt bekend te zijn. Leerkrachten lijken vooral te handelen op basis van een inschatting of een vermoeden. In de interviews geven vrijwel alle leerkrachten aan dat er binnen het team niet of nauwelijks wordt gedeeld wat van persoonlijke betekenis is als het gaat om geloof en levensbeschouwing .
Zonder met elkaar in gesprek te gaan lijken leerkrachten een inschatting te maken van de overtuigingen en voorkeuren van de ander, waarbij keuzes dus mogelijk op een onjuist beeld worden gebouwd.
Hoe herkenbaar is dit voor jou? Wat helpt jou bij het maken van keuzes rondom het vormgeven van vieringen? En wat hebben jullie als team nodig om met elkaar in gesprek te gaan?
Lees meer opvallende uitkomsten in het onderzoeksrapport, inclusief een aantal aanbevelingen voor scholen en leerkrachten!