Speel je uit of thuis?

Leestijd: 7 minuten
Geschreven door: Berber Vreugdenhil

Hoe kan je er als school zoveel mogelijk voor zorgen dat de kinderen die aan je zijn toevertrouwd gelijke kansen krijgen en tot bloei komen? En wat heeft het bevorderen van sociale cohesie daarmee te maken? Daarover ging de netwerkbijeenkomst van 21 januari 2022. Met hoofdsprekers Gert-Jan Veerman en Marianne Boogaard.

Aan het begin van de bijeenkomst werd deze video vertoond, die de deelnemers direct in het diversiteitsspeelveld bracht:

Gelijke uitkomstkansen

Kansengelijkheid krijgt veel aandacht in onderwijsland. Het staat echter al veel langer hoog op de agenda, zo betoogde Marianne Boogaard in haar bijdrage. De citotoets bijvoorbeeld, die in 1968 werd ingevoerd, had eveneens als doel kansengelijkheid te bevorderen.

Dr. Marianne Boogaard is onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut en schreef in 2021 vanuit en met de wetenschappelijke curriculumcommissie de verdiepende studie ‘Kaders voor Kansen’. Boogaard deelde vanuit deze studie de twee dominante invalshoeken die je kunt herkennen in de discussie over kansengelijkheid: de meritocratische Deze invalshoek gaat uit van gelijke startkansen. Iedere leerling krijgt hetzelfde aanbod, laat vervolgens maar zien wat je kan. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen leerlingen, het maakt niet uit wie je bent. In de praktijk blijkt de afstand tot de schoolcultuur voor sommige leerlingen echter veel groter dan voor anderen. En hoe groter de afstand tussen school en thuis, hoe meer energie het kost om deze te overbruggen. Energie die niet kan worden aangewend voor andere stappen in de ontwikkeling. Structurele ongelijkheid werkt door in alles.en de egalitaire De egalitaire invalshoek is gericht op gelijke uitkomstkansen. Verschillen in uitgangspositie wil men niet onbedoeld laten resulteren in verschillen in wat leerlingen kunnen bereiken. Vanuit deze visie wordt gekeken naar kwaliteiten, verschillende startposities en het onderwijs zelf.invalshoek.

Deze visies hoeven niet tegenover elkaar te staan. Toch legt de curriculumcommissie bewust het accent op de gelijke uitkomstkansen, dus op de meer emancipatoire egalitaire invalshoek. De meritocratische blik is heel gangbaar in onze cultuur, maar leidt soms ongewenst tot oneerlijke uitkomsten. Zie o.a. het boek De tirannie van verdienste – Michael J. Sandle (2020).Uitgangspunt van de commissie is het afstemmen op de diverse leerlingenpopulatie en op wat helpt om eventuele afstanden te overbruggen om te kunnen streven naar gelijke uitkomsten. In een beoordelingskader zijn daartoe negen criteria Zie het rapport Kaders voor Kansen, te downloaden via de website van de curriculumcommissie, https://www.curriculumcommissie.nl/documentengeformuleerd, die weergeven wat een landelijk curriculum daaraan kan bijdragen.

Wat bevordert kansengelijkheid en wat kan je daar via een (landelijk) curriculum Vanzelfsprekend spelen veel meer aspecten een rol als het gaat om kansengelijkheid. Denk aan didactiek, systeemaspecten, leerkrachtverwachtingen, veilig klimaat et cetera. In de bijdrage van Boogaard stonden curriculumaspecten centraal.aan doen? Drie van deze criteria werden er tijdens de netwerkbijeenkomst uitgelicht:

1. Inclusiviteit

In een inclusief curriculum herkent iedereen zich in het curriculum, in gehanteerde toetsvragen, et cetera. Zodat de afstand tussen school en thuis zoveel mogelijk wordt overbrugd of zo klein mogelijk wordt gehouden. Inspiratie hoe dit te doen? Zie de boeken Onderwijs in een gekleurde samenleving (Orhan Agirdag, 2020) en De vliegtuigklas (Carolien Frijns, 2018).Want, zo stelde Orhan Agirdag:

‘Kinderen van hoogopgeleide, welvarende, autochtone ouders spelen continue een thuiswedstrijd.’

Een inclusief curriculum doet ook meer recht aan diversiteit in samenleving. Er liggen kansen in het aandacht besteden aan vooroordelen of bijvoorbeeld de Funds of Knowledge van leerlingen benutten in het onderwijs. Het ontdekken van gemeenschappelijke of nieuwe interesses bevordert daarnaast ook de sociale cohesie en het zelfvertrouwen van kinderen en jongeren.

2. Expliciete aandacht voor metakennis over leren en studeren

Hoe komt kennis tot stand? Hoe pak je leren aan? Welke (impliciete) regels gelden op school en in het schoolsysteem? Ook op dit vlak zijn de verschillen groot in wat leerlingen van huis uit meekrijgen. De kennis dat de Duitse taal vier naamvallen kent staat nauwelijks ter discussie. Maar een deel van kennis is wel degelijk bepaald of gekleurd door referentiekaders, culturele aannames et cetera. Bijvoorbeeld: hoe beeld je de aarde af? In dit deel van de wereld zijn wij gewend daarvoor de zogenaamde Mercatorprojectie (zie bijvoorbeeld de afbeelding hierboven) te hanteren. In dit beeld lijkt Afrika echter ongeveer even groot als Groenland, terwijl het continent in werkelijkheid veel groter is. Er zijn ook andere projecties mogelijk. Het is belangrijk dat leerlingen dat leren zien en ontdekken dat je vanuit verschillende perspectieven naar de wereld kan kijken. En dat zij projecties leren beoordelen.

Ook kennis over onderwijs en leren vraagt expliciete aandacht. Bijvoorbeeld hoe je omgaat met tegenslag. Als je weet dat dat gewoon soms gebeurt, maar dat tegenslagen ook weer kunt overwinnen, ga je minder twijfelen aan jezelf en je eigen capaciteiten. En makkelijker om hulp vragen. Deze kennis en houding krijgen kinderen van hoogopgeleide ouders meer van huis uit mee. Als je het ze op school allemaal meegeeft, kan de ongelijkheid verminderen.

3. Ruimte voor meertaligheid

Het goed leren van een eerste taal is ondersteunend bij het leren van een tweede taal (zoals Nederlands), zo blijkt uit onderzoek. En het erkennen van de eigen kennisbronnen en taligheid werkt positief op het zelfvertrouwen van een kind. Ook geeft het inzetten van meer talen toegang tot extra kennisbronnen en blijkt het niet ten koste te gaan van het leren van Nederlands. Leg leerlingen niet langs dezelfde (taal)meetlat, zo bepleitte Boogaard. Spreek dus ook niet van ‘taalachterstanden’ bij kinderen die thuis een andere taal spreken dan op school, maar begeleid ze als meertalige leerlingen en kijk wij zij nodig hebben in het leren van het Nederlands.

Meer hierover: lees de column van Eke Krijnen, ‘De meerwaarde van meertaligheid’.

Kansengelijkheid → sociale cohesie

Gert-Jan Veerman, lector Samen Divers, sprak eveneens op deze netwerkbijeenkomst. Sociale cohesie heeft namelijk alles te maken met kansengelijkheid. Kansengelijkheid is nodig om sociale cohesie te kunnen bereiken. Op het moment dat er geen gelijke kansen zijn, als de waardering van verschillen uiteenloopt en leerlingen met verschillende achtergronden elkaar niet ontmoeten in het onderwijs versterkt dit polarisatie. Er ligt een taak voor het onderwijs om te werken aan de waardering van en voor verschillen.

Volgens Veerman bevindt onze samenleving zich momenteel op het hoogtepunt van ik-gerichtheid. Samen met scholen is onderzoek gedaan en zijn plannen gemaakt om te werken aan sociale cohesieWat is sociale cohesie precies? Schiefer en Van der Noll (2017; The Essentials of Social Cohesion: A Literature Review. Social Indicators Research, 132, 579–603) onderscheiden hierin drie componenten: sociale relaties, identificatie en gerichtheid op de gemeenschap. (1) Sociale relaties: relaties tussen kinderen in de klas en in de samenleving, heeft te maken met aspecten als tolerantie, participatie en vertrouwen; deze component heeft m.n. betrekking op activiteiten die deze relaties kunnen bevorderen. (2) Identificatie: betreft de gevoelskant, je verbonden voelen met klas, wijk, etc. (3) Gerichtheid op de gemeenschap: iets over hebben voor de gemeenschap; kinderen stimuleren bereid zijn te elkaar te helpen in de klas bijvoorbeeld. Ook: hoe je kijkt naar de gemeenschap, bijv. ervaar je afspraken als eerlijk? Meer hierover: zie de lectorale rede van Gert-Jan Veerman., in en door het onderwijs. Niet alleen deze scholen vinden het van belang hier aan te werken. In de nieuwe wet rondom burgerschap is opgenomen dat onderwijs actief burgerschap en sociale cohesie moet bevorderen.

Dit vraagt onder andere dat scholen aandacht hebben voor het bevorderen van wederzijdse tolerantie. Wat betekent het groeien naar wij-gerichtheid voor tolerantie? In de opvatting van Veerman en Denessen is het voor sociale cohesie belangrijk om eigenheid te kunnen blijven inbrengen, en is eenheidsworst niet wenselijk.

Onderwijs is kinderen in een spanningsveld zetten.

Tolerantie is Naar Oberdiek, H. (2001). Tolerance: Between Forbearance and Acceptance. Lanham: Rowman & Littlefield Publishers.niet het ongeïnteresseerd voorbij laten gaan van overtuigingen van de ander, noch het volledig accepteren van een andere overtuiging. Stimuleer dit bij leerlingen, bied mogelijkheden om daarin te oefenen en te groeien.

Verwerking

De bijdragen van Boogaard en Veerman nodigden uit tot gesprek en verwerking in kleinere groepen. Kies je voor gelijke startkansen of voor gelijke uitkomstkansen, of spreek je liever over ontwikkelkansen of kansenvergroting? Waarom, wat doe je al, wat zou je nog meer kunnen en willen inzetten, wat heb je daarvoor nodig? En wat zijn de implicaties voor jouw school van de toevoeging van sociale cohesie in de nieuwe wet burgerschapsvorming? Welke aspecten zijn al sterk aanwezig? Waar liggen aandachtspunten? Wat betekent dit voor wederzijdse tolerantie?

Dit gesprek leidde onder andere tot gedachten over de school als mini-samenleving, ongelijk investeren voor kansenverbetering en het als school ter discussie mogen stellen van wat je onder goed onderwijs verstaat en hoe zich dat verhoudt tot de maatschappelijk bepaalde meetlat.

Heb jij ook behoefte aan delen van expertise, ervaringen en vragen op deze en andere terreinen? Houd dan de activiteiten van het Expertisecentrum Onderwijs en Identiteit, dit platform Identiteitsplein en onze sociale mediakanalen in de gaten. Of neem contact met ons op.

Artikel delen

Meer artikelen

Als het spannend wordt...

Hoe om te gaan met pesten, gender issues, diversiteit, rouw? Laat je inspireren door Hans Bakker en Ronald de Graaf.

Leraren kunnen bloeien

Wat heb je nodig om een goede christelijke leraar te zijn en blijven? Hoe kom jíj tot bloei? Laat je inspireren door Bert Roebben & Bram de Muynck.