Bijbelgebruik op de Passie

Leestijd: 9 minuten
Geschreven door: Gerrit Hagens

‘De Bijbel open in elke les’ – dat was en is het ideaal van Scholengroep de Passie. Maar kan dat eigenlijk wel? Is dat wenselijk? Hoe kan je als school je christelijke identiteit nog beter in het curriculum aan de orde laten komen? Gerrit Hagens schreef dit artikel als bijdrage voor een identiteitsconferentie over dit thema.

Omdat dit onderwerp ook voor andere scholen belangrijk kan zijn, en omdat het voor de Passie belangrijk is om van andere scholen te leren, wordt dit stuk ook hier op Identiteitsplein aangeboden.

De Bijbel in het curriculum

Op 7 en 8 oktober 2019 is er voor de managementteams van de drie vestigingen van de Passie opnieuw een tweedaagse rond de identiteit. Eén van de grote vragen die aan de orde komt, is deze: hoe kan onze identiteit in het ‘vak-curriculum’ nog beter aan de orde komen? Een vraag naar het hoe van verdere verdieping dus.

Met daaraan gekoppeld twee andere vragen:

1. Verdieping kun je niet opleggen, die moet groeien van onder af. Hoe enthousiasmeer je de collega’s zodat zij zelf eigenaren worden van het proces?

2. Hoe kun je dit proces, met alle vruchten die het oplevert, zo borgen dat het geïntegreerd blijft binnen onze onderwijspraktijk?

De Passie heeft zich al eerder over dit thema gebogen, maar de praktijk is weerbarstig.

Lees daar hier meer over

Terug naar het begin

Het is niet voor het eerst dat de Passie zich buigt over dit onderwerp. Vanaf de oprichting heeft de Passie zich als doel gesteld, dat de identiteit niet alleen ‘rondom het onderwijs’, maar ook in het onderwijs zelf moest spreken. ‘De Bijbel open in elke les’: dat was – en is – het ideaal.

Bij de start van de Passie is dit ook uitgewerkt om het niet alleen bij mooie woorden te laten blijven.

In het zogenaamde ‘gele boek’ stond voor vrijwel alle vakken vermeld welke ‘Bijbelse kerndoelen’ in het onderwijs nagestreefd, c.q. gehaald moesten worden. Een boek, dat getuigt van visie, en een schat aan materiaal levert!

Weerbarstiger dan gedacht

Waarom dit onderwerp dan toch opnieuw op de agenda? Omdat de praktijk toch weerbarstiger bleek dan gedacht.

Een aantal redenen zijn hier te noemen:

1. het spanningsveld tussen het behalen van de examendoelen en het behalen van de uit de identiteit voortvloeiende doelen;

2. een soms wat ‘stroef’ verlopende overdracht, waardoor nieuwe collega’s niet altijd een duidelijk beeld hadden van wat verwacht werd, en zich ook afvroegen of zij daar wel de competenties voor hadden;

3. het ontbreken van geschikt bruikbaar materiaal.

Daarnaast lagen er ook redenen in het ‘gele boek’ zelf:

1. De in het boek beschreven weg naar Bijbelse verdieping’ van het onderwijs werd, met alle goede bedoelingen, neergelegd van boven af, kwam niet uit de koker van de docenten zelf – dat maakte het uitvoeren soms moeilijk.

2. Het boek is niet duidelijk en niet consistent over de vraag op welke manier de Bijbel moet worden gebruikt. De manier van Bijbelgebruik lijkt soms te leiden tot het ‘vergeestelijken’ van bepaalde onderwerpen. En daar kon niet iedereen zich in vinden.

Toch wil de Passie trouw blijven aan het eens gekozen uitgangspunt: de christelijke identiteit/de Bijbel moet ook herkenbaar zijn in de inhoud van het onderwijs zelf. Dat is en blijft noodzaak De noodzaak van deze integratie wordt door velen onderschreven, zowel in Nederland als daarbuiten. Wie op google zoekt naar ‘biblical integration in education’ krijgt gegevens genoeg. Voorbeelden van incidentele lessen/ projecten zijn ook te vinden. Maar de vraag: hoe integreer je nu concreet de Bijbel/de christelijke identiteit in je vakcurriculum, geef daar nu eens handvatten voor – daarover is weinig te vinden.en een grote uitdaging.

Bezinning op de plaats van de Bijbel

Wie nu denkt dat er in het vervolg van dit verhaal alleen nog maar praktische handreikingen zullen worden geboden, komt echter bedrogen uit. Als je, zoals de Passie dat vanaf het begin verwoord heeft, de Bijbel wilt laten spreken in het vakonderwijs, is het niet genoeg om alleen de ‘hoe-vraag’ te stellen. Het antwoord op deze vraag hangt namelijk af van het antwoord op eerst een andere vraag: Wat is de plek van de Bijbel binnen het onderwijs, wat heeft de Bijbel daar te zeggen?

Op die vragen wil ik ingaan, door bepaalde wegen van integratie ook nadrukkelijk af te sluiten.

Hoe het niet moet 1: de Bijbel als bronnenboek

De Bijbel is geen bronnenboek voor de leervakken op school. Je leert je vakinhoud niet vanuit de Bijbel, daar heb je andere bronnen voor (zoals methoden).

Zegt de Bijbel dan niets over je vak? Absoluut wel. Schoolboeken, verhalen van docenten en andere ontmoetingen ontsluiten voor onze leerlingen de werkelijkheid. Dat is dezelfde werkelijkheid, waarin ook de Here God Zich heeft zich geopenbaard, en waarin Hij Zelf ook zichtbaar is (Romeinen 1). De Bijbel heeft wel degelijk iets over deze werkelijkheid te zeggen.

Maar: respecteer de Bijbel wel in Zijn eigen betekenis. Het is geen bundel met eeuwige waarheden, geen verzameling proposities. De Bijbel is het boek van de Zelfopenbaring van de Here God – De Bijbel laat zien wie Hij is. Dat is Zijn eerste doel! Denk aan 2 Timotheüs 3:16: de Schrift is door God ingeademd, de Schrift ademt God ook uit.

Hoe kan de Bijbel spreken over en in onze werkelijkheid?

  1. Terloops: het is NIET het hoofdonderwerp
  2. Voor zover dienstbaar aan: datgene wordt genoemd, dat God gebruikt om Zich te openbaren – het beeld is niet volledig
  3. Aangepast aan het menselijk begrip: geen schooltaal of wetenschapstaal, maar ervaringstaal

Het is van wezenlijk belang die drie aspecten goed in de gaten te houden. Daar komt nog bij dat de Bijbel geen tijdgebonden document is, maar in z’n manier van spreken wel de sporen draagt van z’n ontstaanstijd.Een geslachtsregister bijv. heeft niet de nauwkeurigheid van onze stamboom.

De Bijbel zegt iets over onze werkelijkheid en bij sommige vakken dat duidelijker dan bij andere. Maar wees voorzichtig – voor je het weet krijgen leerlingen te maken met jouw interpretatie in plaats van met wat er werkelijk wordt bedoeld. Lees in dat kader ook het intermezzo 'Bijbelgetrouw'.

Intermezzo 1: 'Bijbelgetrouw'

Het is een mooie aanduiding die de Passie ook met ere draagt: je wilt trouw aan de Bijbel zijn. Maar, en dat is wellicht onbekender bij jongere leraren, deze aanduiding is niet ‘waardenvrij’. Eigenlijk verwijst deze naam naar een ‘hype’ uit de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw.

Bijbelgetrouwe wetenschap stond voor de overtuiging dat Bijbelse uitspraken niet alleen gelijkwaardig zijn aan, maar zelfs voorrang hebben boven wetenschappelijke uitspraken. (Dit vind je bijvoorbeeld nog terug in het Chicago-statement.) Vandaar dat wel gezegd is: dit is eigenlijk ‘christelijk positivisme’. Een reactie op het positivisme (dat staat voor: waar is alleen wat je ziet, wat kenbaar en verifieerbaar is), die doorsloeg naar de andere kant. Wees dus ook voorzichtig met wat zich aandient als een Bijbelgetrouwe bijdrage aan je vak.

Twee voorbeelden :

  • Een van jaren geleden: ik las ooit in een wetenschappelijk artikel dat zwangerschappen vroeger langer duurden dan nu. Bewijstekst: 1 Samuel 1 : 20: ‘omstreeks een jaar later baarde Hanna een zoon’.
  • Een heel recente uit Amerika: de hele energie transitie zou niet nodig nodig. Door de zondvloed zijn er in korte tijd zoveel fossielen ontstaan, dat er voorlopig genoeg fossiele brandstof is....

Als school ben je een leer- en leefgemeenschap. Ik zal niet beweren dat bijbeluitleg is voorbehouden aan theologen, maar Bijbeluitleg is wel een theologisch vak. Leg, als je bij je vak wilt verwijzen naar de Bijbel, je uitleg bij voorkeur eerst voor aan de deskundigen. Een bepaalde uitleg van de Bijbel kan je aanspreken, en relevant lijken voor je vak. Maar een vakman kent vaak beter de vooronderstellingen, kent de hoek waar het vandaan komt, en kan door dingen heenprikken.

Bijbeluitleg vraagt om specifieke kennis, zeker als het om een stellingname met grote consequenties gaat.

Hoe het niet moet 2: met de Bijbel de werkelijkheid vergeestelijken

Ga ook niet aan de hand van de Bijbel de werkelijkheid ‘vergeestelijken’. Wat ik bedoel kan ik het best duidelijk maken aan de hand van voorbeelden:

1. Bij wiskunde gaat het over een cirkel: zo oneindig is Gods liefde dus ook...

2. Bij biologie gaat het over de rups die een vlinder wordt: zo is het nu ook met de wedergeboorte

3. Bij een les over groeihormonen: zo moet je nu ook geestelijk groeien.

De Bijbel gaat zo niet open; Hij wordt ‘erbij gehaald’, fungeert als ‘toevoeging’. Bijbelteksten die lijken te passen bij je les dienen als illustratie, terwijl het eigenlijk over iets anders gaat.

Formeel voldoe je aan de doelstelling: de Bijbel ligt open. Maar het is exemplarisch, incidenteel, een toevoeging. En dat is niet de plaats die de Bijbel ‘ verdient’.Pas er al helemaal voor op, dat het erbij halen van de Bijbel banaal lijkt te worden. Bijv. een gymles: bij volleybal moet je altijd heel alert zijn – de bal is bij je voor je het weet. Net als bij de wederkomst – totaal onverwachts keert Christus terug. Een vergelijkking van 2 totaal ongelijkwaardige zaken – die eerder de lachlust opwekt, dan dat er een appél van uitgaat.

De Bijbel giet geen geestelijk sausje over de les

Nu denkt iemand: ja, maar, de Bijbel trekt zulke vergelijkingen toch ook? Klopt, maar in omgekeerde richting. De Bijbel verduidelijkt geestelijke ‘processen’, geestelijke groei, met lichamelijke processen, lichamelijke groei. Zo wordt het onvoorstelbare voorstelbaar gemaakt. Bij het onderwerp ‘geestelijke groei’, ’wedergeboorte’ enzovoorts is het dus prima om ter vergelijking te wijzen op processen in de natuur. Maar het omgekeerde: geestelijke groei die zichtbaar wordt gemaakt door lichamelijke groei doet mij – maar misschien is het mijn klassieke achtergrond – te veel denken aan de filosofie van Plato, alsof het ‘geestelijke’ prevaleert boven het lichamelijke.

Ik zal niet zo ver gaan door te beweren dat je dus zoiets in de les nooit mag zeggen. Maar ga de Bijbel er niet ‘bijhalen’ als een soort ‘geestelijk sausje’ over de les.

Intermezzo 2: Het vak godsdienst

Er is wel eens gezegd: eigenlijk hoeven we op de Passie het vak godsdienst niet te geven, want de Bijbel komt wel aan de orde bij de andere vakken.

Dat ligt naar mijn idee, gezien het voorafgaande, iets genuanceerder: de Bijbel is een bron met een eigen karakter, een eigen zeggingskracht. En verdient als zodanig ook eigen ruimte.

Je kunt je afvragen of de sterke nadruk op integratie van de Bijbel in de vaklessen in de praktijk niet tot een boedelscheiding leidt. Wat blijft er dan nog over voor het vak godsdienst? Geloofsopbouw? Zingeving? Maar voor de horizontale kant daarvan is in feite geen ruimte.

Vandaar mijn stelling: als je echt ernst wil maken met de integratie van de Bijbel in het curriculum, laat de integratie van het vak godsdienst binnen het curriculum daar dan een onderdeel van zijn.

Als het gaat om zaken als schepping en evolutie, seksuele diversiteit, burgerschapsvorming, milieu-problematiek, welvaart en welzijn, genetische manipulatie, enzovoorts, heeft dit vak, omdat juist hier alle ruimte is voor die ene, unieke Bron, zeker iets in de melk te brokken.

Ik zeg niet dat integratie van de Bijbel in het curriculum tot het vak godsdienst kan worden beperkt. Ik zeg wel dat we de mogelijkheden die het vak godsdienst biedt, veel meer moeten benutten.

Ik zie daarbij ook een praktisch voordeel. In de literatuur klinkt steeds de verzuchting, dat het een zware opgave is binnen je lessen niet alleen te voldoen aan de examendoelen, maar ook nog aan de verderstrekkende doelen, die missie en visie van de school met zich meebrengen. Door het vak godsdienst (zeker in de bovenbouw) meer de ondersteunende functie te geven die mij voor ogen staat, haal je in de praktijk een stukje druk van de ketel af.

Concreet: ik ga, mede naar aanleiding van de gehouden visitaties, werken aan een nieuw godsdienstcurriculum. Ik stel voor dat een onderdeel van dit proces is de vraag aan de vakgroepen voor te leggen op welke onderdelen het vak godsdienst voor hen ondersteunend kan zijn. Dat kan een eerste stap zijn op weg naar verdere integratie.

Het orkest

Onze schoolvakken geven zicht op de werkelijkheid. De Bijbel spreekt ook over de werkelijkheid. Er zijn dus raakvlakken. Die zijn per vak verschillend. Dat betekent dat de manier waarop je de Bijbel bij je vak kunt betrekken dus ook heel verschillend zal zijn. Als je kijkt naar de maatschappij-vakken zijn de raakvlakken met de inhoud van de Bijbel al duidelijker dan bijv. bij de kunstvakken. Praat je over de talen, dan ligt de relatie tussen de inhoud van de Bijbel en de inhoud van je vak weer anders. Niet elk deel van de werkelijkheid komt in de Bijbel even expliciet aan de orde – dus heb je te maken met verscheidenheid.Leg er dus niet een bepaalde ‘mal’ op.

Harold Klassen de man achter ‘teach beyond’ en ‘transforming teachers’; zie https://www.transformingteachers.org/en/about-us/faqs/25-who-is-harold-klassen en https://teachbeyond.org/komt in één van z’n bijdragen met een heel aardige vergelijking. De schoolvakken samen vormen een soort orkest – moeten zo samen laten zien wat de Here God in deze werkelijkheid betekenen wil. Maar in een orkest is samenspel, terwijl tegelijk iedereen z’n eigen partij speelt. De rol van elk instrument is verschillend, terwijl ze toch samen een geheel vormen. De pauken hoor je niet constant – toch hebben ze een heel wezenlijke bijdrage.

Lees meer hierover in het artikel Geloof en curriculum.

Hoe dan wel?

Hoe bereiken we nu dat ook in ons vakonderricht de identiteit van de school – de Bijbel – blijft doorklinken?

Ik kom tot een aantal aanbevelingen :

1. Leg levensbeschouwelijke en ethische thema’s, die bij jouw vak aan de orde komen, ook neer bij het vak godsdienst.

a. dat vak heeft daar zeker iets over te zeggen

b. het geeft dat vak een upgrading, en meer relevantie voor leerlingen (horizontale geloofshouding)

c. het brengt meer eenheid binnen het curriculum, en dient de integratie.

2. Kijk niet vanuit je vak naar de Bijbel, kijk eerst vanuit de Bijbel naar je vak.

Ga niet zoeken naar losse teksten, maar geef je vak vanuit een Bijbelse vakvisie. Wil je dit bereiken, dan moeten de vakgroepen heel concreet deze twee vragen beantwoorden :

Vraag voor vakgroepen 1: Hoe kijk je vanuit de Bijbel tegen je vak aan?

Wat betekent jouw vak in de wereld van God? God is op weg naar de doorbraak van Zijn Koninkrijk. Daarheen zijn we met elkaar onderweg Wat heeft jouw vak op die weg voor leerlingen te betekenen? Wat geeft jouw vak de leerlingen in handen om onderweg als christen te kunnen leven, om mee te werken aan de doorbraak van dat Rijk, om Zijn verlossing te laten zien?

Anders gezegd: hoe draagt jouw vak bij aan het waarmaken van de missie en visie van de school?

Dan spreek je over de eigen motivatie: de motivatie om het vak te geven.

Vraag voor vakgroepen 2: Hoe kun je je vak zo geven dat ook voor leerlingen duidelijk wordt dat zij daarmee iets kunnen betekenen?

Dan spreek je over motivatie van leerlingen. Motiveer leerlingen niet alleen met cijfers, met een gehoopte goede examenuitslag, motiveer hen ook met wat ze met je vak kunnen doen. Laat zien hoe ook jouw vak een instrument is, waarmee ze echt iets kunnen, waarmee ze een rol van betekenis kunnen spelen in de wereld van God. Je spreekt de leerlingen aan in hun wereld, waarin ze leven, en laat zien dat ze juist daar met je vak ook uit de voeten kunnen, voor God en voor hun medemensen.

De drie denkstappen van David Smith:

-seeing anew

Bekijk de lesstof vanuit het oogpunt: wat draagt het bij aan de missie van de school?

-choosing engagement

Probeer de leerlingen daarbij te betrekken

-reshape practice

Pas je les aan; gebruik de elementen (artikelen, opdrachten) die je voor het bereiken van je doel nodig hebt.

Die twee vragen: is dat niet te beperkt? Juist niet!

Want in wezen is dat het doel, dat we gesteld hebben met die slogan: de Bijbel in de les. Dit is niet (alleen) een formele doelstelling. Zo wilden en willen we school zijn: het onderwijs niet alleen richten op het halen van de examendoelen, het vakonderwijs heel concreet ook richten op het realiseren van de missie en visie van de school.

3. Sluit aan bij bestaande ontwikkelingen

Wij zijn niet de enige scholengroep, die worstelt met de vraag naar integratie van de identiteit in het curriculum. In Nederland hebben we de website van I&K, waarop een aantal voorbeelden van lessen staan. En op dit Identiteitsplein vindt volop bezinning plaats. Maar de vraag speelt ook in Zoektips: Als je op Internet zoekt op ‘biblical integration in education’, dan vind je heel wat materiaal, waar je best mee uit de voeten kunt. Er zijn scholen die inderdaad een soort ‘Bijbelse vakvisie’ hebben. Een aantal aanbevelenswaardige websites: https://teachbeyond.org/ https://www.transformingteachers.org/en/ http://www.whatiflearning.co.ukCanada, Amerika, Australie, Nieuw Zeeland.

4. Sluit aan bij bestaande good practices

De twee voor de vakgroepen geformuleerde vragen zijn in zekere zin niet nieuw. De missie van de school is bekend, en er zijn stellig overal collega’s die in hun lespraktijk hiermee aan het werk zijn.

We moeten niet doen alsof er niets gebeurt. De laatst gehouden studiedag van de drie scholen gezamenlijk gaf het beeld van heel wat acties. Laat het echter niet afhangen van de individuele docent, laat het echt ook geborgd zijn in het vakgroepplan. Aansluiten bij good practices betekent ook dat de scholen hierin elkaar van dienst kunnen zijn. Je zou bijvoorbeeld deze vragen centraal kunnen stellen op een studiedag van de drie scholen gezamenlijk.

Eén van de boeken van David Smith – de man achter what if learning – wordt vertaald in het Nederlands. Dit boekje kan een goede stimulans zijn om collega’s te doen doordenken over de doorwerking van de identiteit in het vakonderricht. Is het een idee om dat aan alle collega’s uit te delen als kerstgeschenk?

Artikel delen

Meer artikelen

Als het spannend wordt...

Hoe om te gaan met pesten, gender issues, diversiteit, rouw? Laat je inspireren door Hans Bakker en Ronald de Graaf.

Leraren kunnen bloeien

Wat heb je nodig om een goede christelijke leraar te zijn en blijven? Hoe kom jíj tot bloei? Laat je inspireren door Bert Roebben & Bram de Muynck.